LIJN

 

Een tekening of schilderij begint meestal met lijnen. Met lijnen kun je vormen aangeven, een vlak inkleuren of structuren maken. Lijnen kun je op verschillende manieren en met verschillende materialen tekenen. Dikke lijnen, strakke lijnen, rechte lijnen, korte, onregelmatige lijnen enz. enz. Afhankelijk van de lijnen zal het karakter van de tekening verschillend zijn.

Als je met lijn gaat werken, is het belangrijk om de volgende drie kenmerken te onderscheiden:

  • lijnsoort
  • lijnfunctie
  • lijnwerking

LIJNSOORT

Er zijn vier verschillende soorten lijnen.

  • Rechte lijn: De kortste verbinding tussen twee punten.
  • Gebroken lijn: Als er knikken of hoeken in zitten. Bijv. zigzaglijn.
  • Gebogen lijn: Een lijn met een bocht of buiging.
  • Gegolfde lijn: Deze heeft veel bochten, en willekeurig.

Deze vier lijnsoorten kun je op verschillende manieren tekenen:

  • als doorgetrokken lijn, geen onderbreking
  • als onderbroken lijn, opgebouwd uit verschillende kleinere stukken
  • als dunne lijn
  • als dikke lijn
  • afwisselend dun en dik

LIJNFUNCTIE

Lijnen kunnen verschillende functies hebben.

Contour

Een lijn die de begrenzing van een vorm aangeeft, noem je een contour. Een contour wordt ook wel een omtreklijn genoemd.

Er zijn twee soorten contouren:

  • Buitencontour; geeft de buitenste begrenzing aan
  • Binnencontour: geeft de begrenzing aan van de vormen binnen de buitencontour.

Hulplijn

Een hulplijn wordt gebruikt om de opzet van een vorm of tekening makkelijker te kunnen schetsen.

Symmetrieas

Een symmetrieas is een soort hulplijn, gebruikt om een tekening in twee gespiegelde helften te verdelen. Zo wordt het makkelijker om links en rechts of boven en onder in spiegelbeeld te tekenen.

LIJNWERKING

Met het tekenen van lijnen kun je verschillende resultaten bereiken.

Schets

Door met snelle dunne lijnen te werken, krijg je een schets. Een schets laat het eerste idee zien, zonder details.

Kenmerken van een schets:

  • dunne lijnen
  • vlot getekend
  • geen details

Arcering

Een arcering krijg je als je een vlak opvult met dicht op elkaar getekende lijnen. Je kunt een arcering met verschillende bedoelingen gebruiken:

  • om een vlak een toon te geven
  • om een vlak een textuur te geven
  • om met licht en schaduw te werken

Er zijn drie soorten arcering:

  • enkelvoudige arcering: de lijnen zijn evenwijdig aan elkaar getekend
  • kruisarcering: in lagen over elkaar getekend. Een arcering herhaal je in een andere richting over de eerste laag heen
  • vrije arcering: deze maak je met verschillende lijnsoorten min of meer willekeurig over elkaar heen

 

Lijnstructuur

Door arcering krijg je een bepaalde lijnstructuur. De manier waarop je arceert en de afwisseling bepaalt het karakter van de lijnstructuur.

                                     

 

 Pointilleren/Optische kleurmenging

Je kunt een vlak ook opvullen door te stippelen. Dit noemen we pointilleren. Als je stippen van verschillende kleuren door/naast/over elkaar ziet, zien we de mengkleur van de gebruikte kleuren. Blauwe en gele stippen leveren dan optisch (in ons oog) de kleur groen op.

 

 

Maak jouw eigen website met JouwWeb